Toen ik het café binnenkwam viel me de inrichting direct op. Zulke café's zie je niet veel meer. Een echt bruin café, balkenplafond, houten krukken, een grote stamtafel aan de ene kant en aan de andere kant een paar kleine tafeltjes met het obligate ruitjeskleedje. Een grote bar met een ouderwetse porseleinen tap.
Er waren een stuk of twintig mensen aanwezig, de meesten zaten aan de bar, twee stelletjes zaten aan de tafeltjes. En achter de stamtafel, op de vaste bank aan het hoofd van de tafel zat een oude man met een pilsje en een grote vreemd gevormde koffer voor zich. De acht stoelen aan de stamtafel waren leeg, hij zat daat heel alleen en nipte af en toe aan zijn pilsje.
De jukebox gooide populaire deuntjes het café in, het geluid net iets te schel, en niemand leek ernaar te luisteren. Toen draaide één van de gasten aan de bar zich om naar de stamtafel. "Ome Jan, ben je het nog niet verleerd" vroeg hij. De oude man schokschouderde wat "het is net als fietsen". De man die hem had aangesproken liep naar de jukebox en trok de stekker eruit. "Laat maar eens wat horen, ik heb al een biertje voor u besteld".
Langzaam maakte de oude baas de koffer open en tilde er met enige moeite een oude maar glimmende Hohner accordeon uit. Ondertussen draaiden de mensen die aan de bar zaten zich allemaal naar hem om. De man naast me vertelde me dat de oude man vroeger in de hele provincie bekend was. Met twee maats had hij op menig trouwfeest gespeeld, maar de één zat nu in een bejaardentehuis en de ander was overleden.
De oude baas begon te spelen. Oude Hollandse liedjes, een wals, Friese volksliedjes waarvan ik toen nog nauwelijks een woord verstond. Na ieder nummer nam hij een slok van zijn bier, als het glas leeg was kwam er ogenblikkelijk een nieuw. Hij speelde instrumentale nummers, zong zeemansliedjes, nummers van de Dubliners. Ondanks zijn niet al te vaste en niet al te krachtige stem wist hij sfeer te maken, werd er meegezongen, op een wals werd zelfs gedanst in de beperkte ruimte tussen de deur en de bar.
Vooral aan zijn ogen kon je zien dat de oude muzikant er plezier in had. Na bijna anderhalf uur pakte hij een doek uit de koffer, legde de accordeon er in en poetste hem zorgvuldig, sloot toen de koffer. De cafébaas bracht hem nog een pilsje en zei "Ik neem even je hoed mee Jan" Iedereen gooide er wel een gulden of een rijksdaalder in. De cafébaas wisselde het in de kassa voor papiergeld en bracht de hoed met het geld weer naar Jan. Die knikte en zei "dat had niet gehoeven hoor".
Ik geloof dat hij het meende: het ging hem niet om dat zakcentje, niet om dat gratis pilsje. Hij was gewoon een muzikant in hart en nieren. Een oude muzikant die er nog steeds plezier in had de mensen een mooie avond te bezorgen.
Hij vertrok stil, zoals hij eerst aan de stamtafel had gezeten, wat moeizaam met de koffer op zijn rug, bij de deur zwaaide hij nog even. Toen was het stil. Niemand had kennelijk behoefte de oude jukebox weer op gang te brengen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten