vrijdag, september 08, 2006

Oud zeer.

Hij stopte bij het hek. Tuurde wat door de struiken. Die werden ook met het jaar dichter nu de tuin niet meer onderhouden werd. Toen vond hij een plekje waar je door de struiken het huis kon zien staan. Het zag er verlaten uit. Alle luiken gesloten. Op dat ene na dat wat scheef hing aan één scharnier. De vorige keer dat hij hier was had hij het met een touwtje wat rechtgebonden. Het paste niet, zo’n scheef luik. De verf bladderde ook steeds meer af, een stuk van een dakgoot was verdwenen, houtrot door een lekke goot.

Zou hij? Hij wist dat hij het toch zou doen, dus waarom er lang over nadenken? Hij keek even rond, niemand te zien. Waar de struiken wat dunner waren klom hij over het hek en werkte zich door de struiken. Auw. De bramen stonden duidelijk niet meer alleen in de moestuin. De moestuin waar hij zoveel lange dagen had gemaakt, schoffelen, wieden, planten, zaaien, oogsten. Het was eigenlijk best leuk werk, maar dat het moest haalde de lol er af.

Grind knerpte onder zijn schoenen. Hij trok aan het verzakte luik en tuurde door de smoezelige ruit. Niet dat hij iets anders dacht te zullen zien dan de andere keren: een tafel met een kromme poot die was achtergebleven. Wat papieren op de grond die iedere keer meer onder het stof leken verdwenen. Toch kon hij het niet laten even een blik te werpen op de zo bekende ruimte. Hij voelde de herinneringen weer bovenkomen, de woede ook.

Ze waren streng geweest, niets was goed genoeg en al deed je nog zo je best, de verdenking van foute gedachten, plannen, daden viel altijd snel op je. Bewijs? Niet nodig, de verdenking was genoeg voor straf. Barbaarse straffen. Zonder toestemming van het terrein geweest: drie dagen zonder warm eten, een homp brood en een kan water op je kamer kon je krijgen. Hij had weinig warme maaltijden gehad. Huiswerk niet in orde: een dag extra corvee, de gang schrobben, of de doucheruimte, of … nou ja wat voor onaangenaam klusje ze ook konden verzinnen. ’s Nachts de handen niet boven de dekens: hij kreeg al koude voeten als hij dacht aan de ren over de gang, de klap waarmee de deur dichtviel en dan de koude douche op je naakte lichaam.

Het was allemaal zo hypocriet geweest. Zij wisten wat goed was en jij moest dat ook leren en er vooral naar leven. Alsof de kinderen niet wisten wat ze zelf allemaal wel niet uitspookten op hún kamers. Dat stond ook niet in dat boek van ze. Nu waren ze vertrokken, al jaren geleden, ergens in Brabant of Limburg zaten ze meende hij, maar wat maakte het ook uit. Hij had geen last meer van ze. Alleen van de herinneringen.

Hij raapte een steen op van tussen het grind. Zou hij. Natuurlijk zou hij niet. De eerbied voor hun eigendommen was er vakkundig ingeslagen. En ondanks hun afwezigheid zou hij het nooit op kunnen brengen. Hij zag het bord naast de deur. Er waren een paar letters af gevallen. Had hij niet….hij voelde eens in zijn zakken. En vond wat hij zocht: een paar spijkers die na het laatste klusje thuis waren overgebleven. Hij zocht tussen het onkruid naast de deur. Dat zou er vroeger nooit gestaan hebben, was ook een van de taken van de kinderen: het grind aanharken en de borders om het gebouw onkruidvrij houden. Na wat zoeken vond hij de letters en ging aan de slag, de steen als hamer gebruikend.

Toen de letters weer op het bord zaten liep hij weg. Voor hij tussen de struiken stapte keek hij nog even om. Hij glimlachte even toen hij zijn werk bezag. “KOTSSCHOOL” Als er ooit nog eens een van de broeders langskwam wisten ze in ieder geval hoe hij er over dacht.

Geen opmerkingen: