zondag, januari 14, 2007

Klaverjassen.

Abe zat met zijn vaste klaverjasvrienden aan de stamtafel. En op zijn praatstoel. Dat laatste gebeurde net als het eerste wel vaker en daar kon het hele cafe dan van meegenieten. Abe was vroeger bariton geweest bij de christelijke zangvereniging en hoewel zijn stem wat schor was geworden in de loop van de tijd had hij aan doordringendheid nog niets verloren.

Die schorheid had het koor trouwens bijna de kop gekost: er was een nieuwe dirigent gekomen en die had na een paar weken Abe terzijde genomen om hem te vertellen dat het tijd werd zijn zangcarrière bij het koor te beëindigen. Dat was een hele rel geworden met als uiteindelijk resultaat dat nog 6 mannen en zijn vrouw ook het koor hadden verlaten, daarmee de bassen en tenoren bijna halverend.

Ze zaten als gebruikelijk te klaverjassen, hoewel er van dat klaverjassen, eveneens zoals gebruikelijk, niet zoveel kwam: een potje van zestien spellen duurde minstens een uur en soms wel twee. "Ik ben gisteren wezen tanken" zei Abe terwijl hij zijn klaveraas op een schoppenslag gooide. Op het "Wat doe je nou" van zijn maat verklaarde hij "Dat heet seinen", waarop zijn maat hem vertelde dat als hij geen schoppen had hij moest troeven. "Oh, wat is er troef dan?" was de reactie van Abe op deze mededeling. Toen dit ruiten bleek te zijn stak hij de aas terug tussen zijn kaarten en gooide schoppenvrouw op.

"Afijn, ik ben dus gisteren wezen tanken. Vijf euro voor een paar litertjes. Gelukkig gebruik ik de brommer alleen voor wat boodschappen: een goede kilometer heen, een goede kilometer terug. Dus ik kan er wel een paar weken mee vooruit. Maar duur blijft het" Hij wierp een nadenkende blik op zijn kaarten, vervolgens op de drie kaarten op tafel en vroeg "Wie moet er nog bijgooien?". Nadat iedereen de kaarten die hij nog in de hand had geteld had bleek dat zijn maat te zijn die eerst nog even wilde weten aan wie de slag lag.

"Kom ik binnen om af te rekenen, staat er zo'n puistenkop achter de kassa met een zwarte zonnebril op. Ik praat niet met mensen die me niet aankijken en met zo'n ding op weet je het nooit zeker dus ik heb niks gezegd en vijf euro neergelegd" Hij telde de slagen die voor hem lagen, om tot de ontdekking te komen dat de tegenpartij de kaarten allang geteld had en de punten genoteerd.

"Zegt die snotneus "kan het er af ouwe", dus die heb ik even goed uitgelegd wat je vroeger allemaal wel voor een tientje kon kopen. Krijg ik als commentaar "we leven niet vroeger dus met die verhalen kom je niet ver". Die jeugd van tegenwoordig weet ook echt niet meer hoe het hoort. Wie moet er eigenlijk delen?". Er werd geschud, gedeeld en een rondje besteld.

"Vroeger was het personeel personeel en de klant koning. Daar hoef je tegenwoordig niet meer om te komen. Wat ga jij doen Henk?" Henk deelde mede dat hij naar huis ging, hij begon honger te krijgen. Dat leidde tot duidelijk protest van Abe en de andere twee kaarters. "Met zijn drieën kunnen we niet klaverjassen en we zitten midden in een potje" verkondigde Abe, met zijn kaarten zwaaiend zodat iedereen ze kon zien. "Joop, doe hier nog een rondje en gooi eens wat in het vet voor die hongerlappen hier". "Jawel Hoogheid" klonk het vanachter de tap. Abe wierp een blik in de richting van de barman. "Als je zo doorgaat wordt je nog wel eens een echte kroegbaas, het afluisteren heb je al aardig onder de knie merk ik".

De barman bracht breed grijnzend het rondje en verkondigde "Als je daar wat op tegen hebt wil ik wel oordopjes in doen, maar dan moet je niet gaan zeuren als ik je bestelling niet hoor hè".

Henk was inmiddels weer gaan zitten en had zijn kaarten toch maar opgepakt. Abe kon het niet laten hem nog even op zijn honger aan te spreken: "Wat weet jij trouwens van honger, heb jij de oorlog wel meegemaakt?". "Zeker weten", kwam de reactie van Henk "inclusief de hongerwinter en ik zat toen in de Randstad".

Hij werd meewarig aangekeken. Hoofdschuddend zei Abe "die bedoel ik toch niet, ik heb het over '14-'18". Henk, die van 1926 is, had geen verweer. Ook niet tegen de vijf kaarten die Abe onder het plechtig uitspreken van het woord "Pit" op tafel legde.

Dit verhaal is een verzinsel, een samenraapsel, opgediept uit een chaos aan vage herinneringen van de schrijver, iedere overeenkomst met echte personen of voorvallen berust geheel op toeval © Frans54

Geen opmerkingen: