maandag, mei 07, 2007

Gevallen.

Omdat ik de komende week de meeste tijd in Rijswijk ben in verband met de verjaardag van mijn moeder maar eens een wat langer verhaal - ongeveer 2 A4-tjes - om jullie de komende week toch wat te doen te geven :)

Gevallen.

Hij zat op een bankje en keek naar de overkant. Misschien moest hij gewoon oversteken en naar binnen gaan. Misschien zou het hem goed doen het allemaal weer eens te zien, te luisteren. Ach, ze zouden hem niet eens binnen willen hebben.

Hij dacht terug aan hoe het allemaal zo gekomen was. De reorganisatie die ervoor gezorgd had dat hij met betaald verlof thuis was komen te zitten. Het thuiszitten dat de scheurtjes in zijn huwelijk tot barsten en toen tot kloven had gemaakt. Als “bankhanger” was hij uiteindelijk helemaal en definitief van zijn voetstuk gevallen. Binnen een half jaar had Els de scheiding aangevraagd en had hij zijn spullen gepakt.

Bij de woningbouw kreeg hij te horen dat hij zich wel in kon schrijven maar dat het wel vijf jaar of langer kon duren voor hij een woning toegewezen kreeg. Zelfs mensen met een urgentieverklaring moesten vaak wel twee jaar wachten. Hij had gevraagd of hij dan niet urgent was. Dat was hij niet: hij had een woning en die vrijwillig verlaten, als de rechter hem nu de toegang had ontzegd of hem had opgedragen per een bepaalde datum de woning te verlaten was het wat anders geweest. Zijn verweer dat dat er immers toch aan zat te komen mocht niet baten. Zuchtend had hij zich toch maar ingeschreven en de raad om het bij een particuliere verhuurder te proberen aangehoord. Dat geloofden ze zelf toch niet zeker, dan kwam je in prijzen van negenhonderd of hoger terecht en dat kon hij toch echt niet betalen.

Hij had zich gered met overnachtingen bij vrienden en bekenden, met af en toe een week een pensionnetje ertussendoor. Financieel kon hij het aardig redden hoewel het geen vetpot was.

Na nog een half jaar was de scheiding uitgesproken. Els mocht met de kinderen in het huurhuis blijven en het huisraad houden. Hij kreeg de auto en iets meer dan duizend voor de overbedeling van Els in het huisraad en zijn deel van het geld dat op de spaarrekening stond. Toen kwam ook het bericht dat de afdeling definitief gesloten zou worden. Het onbetaald verlof zou eindigen, hij kreeg nog een jaar begeleiding naar nieuw werk (alsof dat op zijn leeftijd nog wat zou worden) en een ontslagvergoeding.

Van de w.w.-uitkering was het een stuk minder makkelijk rond te komen. Ook al omdat het overnachten bij vrienden en bekenden steeds minder lukte. Hij had maar een vaste kamer in het pension genomen. Kostte wel twaalfhonderd per maand maar daar zat dan ook alles in: de kamer, eten, het verzorgen van het wasgoed en zelfs de koffie en het koekje erbij. Niet dat hij van dat laatste veel gebruik maakte. Meestal ging hij ’s middags de deur uit en zat dan in het café om de hoek de kranten na te pluizen en sollicitatiebrieven te schrijven. Om vijf uur ging hij naar het pension om te eten en om zeven uur zat hij weer in het café. De “gezelligheid” van de Poolse gastarbeiders, of waren het nou Russen?, lag hem niet zo.

Het ging hard met het geld. Eigenlijk zonder er bij na te denken had hij drie weken vakantie op Isla Margharita geboekt. Toen hij terug kwam lag er een brief van het UWV: ze hadden hem een paar keer niet kunnen bereiken. Hij ging er maar langs om het uit te leggen. Dat had hij beter niet kunnen doen, als hij gewoon op het formulier had gezet dat hij meestal in het café sollicitatiebrieven zat te schrijven omdat de bemoei- en praatzucht van de hospita het moeilijk maakte dat in het pension te doen en omdat daar alle kranten aanwezig waren was het misschien nog goed gekomen.

Maar hij moest natuurlijk weer zo nodig eerlijk vertellen dat hij op vakantie was geweest. Wat hem op een fikse reprimande kwam te staan: hij was pas in september in de w.w. gekomen en had dit jaar maar recht op 6 dagen vakantie. Er zouden dus negen dagen worden ingehouden. En hij had dat van te voren moeten melden want nu was door zijn verzuim het niet mogelijk geweest hem op die sollicitatiecursus te plaatsen. Dat kwam hem op een strafkorting op zijn uitkering te staan. Het was financieel nog moeilijker geworden en hij had wat geld geleend bij zo’n financieringsbedrijf waarvan je overal de reclames zag.

Een paar weken later was het moment gekomen dat de parkeervergunning verlengd moest worden. Toen hij zich meldde kreeg hij te horen dat die al een paar weken geleden was ingetrokken. Hij was uitgeschreven op het adres waar de vergunning voor af was gegeven en er was geen nieuw adres bekend geweest, alleen een postbusnummer. Als hij nu even zijn correcte adres in de gemeenteadministratie liet opnemen dan konden ze zien of hij een nieuwe vergunning kon krijgen. Toen hij vertelde dat hij in een pension woonde schudde de ambtenaar aan de andere kant van het loket zijn hoofd. “Voor hotel- en pensiongasten en dergelijke wordt geen parkeervergunning afgegeven, U zult voortaan gewoon de meter moeten vullen”. Het werd financieel wel erg krap op deze manier. Hij moest zijn vaste kamer in het pension opzeggen, overnachte weer af en toe bij bekenden (vrienden waren er nog maar weinig overgebleven had hij gemerkt) en zelfs een paar keer bij het Leger.

Uiteindelijk had hij de auto moeten verkopen waardoor het gebied waarbinnen hij kon solliciteren een stuk kleiner werd: hij merkte al snel dat zonder auto solliciteren op meer dan een uur fietsen of openbaar vervoer zinloos was. De reactie was steeds hetzelfde: “Dat gaat dan dus niet werken hè, dacht U ook niet. Probeer het eens wat dichter bij huis, veel succes nog met Uw verdere sollicitaties”. En ondertussen bleef hij uit gewoonte iedere middag en avond naar het café gaan. Niet dat hij nog veel sollicitatiebrieven schreef, hij had al een keer weer een waarschuwing en een strafkorting gehad, maar je moest toch wat met je tijd. Als de uitkering binnen kwam betaalde hij het kaartje dat in de laatste weken van de maand was blijven staan en ontdekte iedere maand opnieuw dat het de volgende maand nog moeilijker zou worden.

En toen liep de w.w. af. Toen hij zich meldde bij de gemeente voor een uitkering keek men direct al wat meewarig naar zijn wat smoezelige kleren en toen hij vertelde dat hij dan hier, dan daar verbleef had hij het helemaal verpest. “Oh, een zwervend bestaan zonder vaste woon- of verblijfplaats. Dan moet U bij loket 17 zijn”. Bij loket 17 kreeg hij te horen dat hij in zijn situatie in aanmerking kon komen voor een daklozenuitkering van een paar honderd per maand. Enige voordeel was dat de zorgverzekering er dan al af was gehaald en dat hij daar geen omkijken meer naar had. Van dat bedrag zou hij ternauwernood zijn caférekening kunnen betalen, en er moest ook nog eten komen en af en toe wat nieuwe kleding.

Hij had zich tot de diaconie van de kerk gewend. Dit kon zo niet langer: van een gegoed burger was hij in een paar jaar afgegleden naar zwerver. En hij had altijd betaald: kerkbijdrage, zendingsfonds, diaconiefonds. Het werd tijd dat hij eens wat terugkreeg voor al zijn goede daden uit het verleden. Hij had het uitgelegd, alles verteld, hoe hij in die situatie terecht was gekomen, hoe erg het nu was. Maar de medewerker had zijn hoofd geschud. ”Er zijn tegenwoordig zo veel mensen die het moeilijk hebben, we richten ons vrijwel uitsluitend op gezinnen, U zou het bij het Leger des Heils kunnen proberen”. Toen hij protesteerde dat het Leger toch geen oplossing was had de man hem aangekeken en gezegd. “Voor gevallen als U is het Leger vaak nog de énige oplossing” Er had zowaar iets van medelijden doorgeklonken in de stem van de man.

Medelijden dat volledig in strijd was met zijn volgende opmerking: “Ik zie trouwens dat U al geruime tijd de toegezegde bijdrages niet hebt overgemaakt, we stonden al op het punt incassomaatregelen te gaan treffen. Kunnen we misschien nu gelijk een betalingsregeling treffen?”. Hij had de man aangekeken en op zijn voorhoofd gewezen. Daarna was hij weggelopen en had de deur zo hard achter zich dichtgeslagen dat het een wonder mocht heten dat al dat glas-in-lood in het gebouw nog intact was gebleven.

En nu zat hij hier en keek naar de overkant. Vroeger was het zo vertrouwd geweest, had hij warmte gevoeld als hij er was. Nu niet meer. Hij pakte de tas van de supermarkt die naast het bankje stond en stond op. Terwijl hij wegliep wierp hij nog een laatste blik op de kerk: hij miste het, maar hij geloofde er niet meer in. Maar hij was géén afvallige gelovige, het geloof, de geloofsgemeenschap waarover altijd zo hoog werd opgegeven had hém laten vallen. Net zo hard als de rest van de wereld, of die nu gelovig was of niet. Dus wat was dan het nut nog van de kerk?

(Voor dit verhaal had ik bijna een tweede duim aan moeten laten rukken. Iedere overeenkomst met echte personen en/of voorvallen is dus weer louter toeval. © Frans54)

Geen opmerkingen: