zondag, september 30, 2007

De rug.

Geïnspireerd door de verhalen die sinds een paar dagen verschijnen bij het Schrijverscollectie (gaat dat zien....en vooral: lezen) als resultaat van de "Kronkelwedstrijd" heb ik maar weer eens een verhaalidee dat ik al een tijdje had liggen opgepakt en verder uitgewerkt.

De rug.

Toen ik binnenkwam zaten een paar mannen aan de bar zwijgend van hun consumpties te genieten. Terwijl ik me tussen twee krukken doorwrong wendde de man rechts van me zich tot mij. "Ik kén jou vader" zei hij op licht agressieve toon. Ik besloot plaats te nemen op de linker van de twee krukken.

"Ik ken jou" herhaalde hij "jij schrijft van die stukkies over mensen in de kroeg of op straat". Ik knikte om te bevestigen dat ik inderdaad wel eens zulke "stukkies" schreef. "Nou kom je hier toch regelmatig, maar je hebt nog nooit naar mijn verhaal gevraagd. En daar zit toch best wel zo'n stukkie in". Hoewel zijn toon bepaald niet inviteerde tot het leveren van commentaar waagde ik het er toch maar op. "Als ik van iedereen die ik tegenkom het verhaal ga vragen moet ik straks een boek per week uitgeven".

Hij knikte begrijpend. "Maar het verhaal over de toestand bij mij thuis en waarom ik altijd in de kroeg zit is echt interessant hoor" kwam hij terug. Omdat ik mij niet aan verder commentaar waagde bestelde hij voor ons allebei een kopstoot, stelde zich voor als Jeroen en stak van wal. Hoewel ik geen liefhebber van kopstootjes ben, zeker niet 's morgens om tien uur, zei ik er niets van. Zijn juist wat vriendelijker wordende toon kon weer eens omslaan. Op een ander soort kopstoot zat ik nu ook weer niet te wachten.

"U moet weten, ik zit al jaren in de Whâh-ooh (ik kan het ook niet helpen, zo sprak hij het uit). Dat komt van me rug. Nu zie ik U denken: "je ziet er toch recht van lijf en leden uit" en dat is ook zo. Nu heb ik nergens last van. Maar als ik een dag hard gewerkt heb heb ik overal spierpijn: in mijn schouders, in mijn rug, in mijn bovenbenen. Dan kan je natuurlijk wat minder hard werken. Maar zo zit ik niet in elkaar. Ik werk vol gas of ik werk niet".

Hij gooide de borrel in één klap achterover en hield even de adem in. Dat deed ik ook: ik voelde zíjn borrel welhaast zich een weg door mijn slokdarm naar beneden branden. Hij trok een gezicht en nam een slok bier om het kennelijk ook bij hem onstane binnenbrandje te blussen.

Hij pakte de draad van het verhaal weer op. "Die rug van mij is gewoon niets waard. Afgelopen zaterdag heb ik bijvoorbeeld even een terassie gelegd bij een van de buren. Ik was kapot joh. Dus zit ik in de Whâh-ooh." Hij bestelde twee nieuwe kopstootjes.

"Nou is er niks mis met de Whâ-ooh, het betaald wel leuk en ik kan er van leven. Maar je zit toch de hele dag thuis. En met vijf koters is dat geen onverdeeld genoegen. Je kan niet na het ontbijt even lekker op de bank gaan liggen als er zo'n stel rondspookt (ik vroeg mij even af waarmee hij ontbeet dat hij daarna gelijk rust nodig had). En ook mijn vrouw is er niet enthousiast over. Die komt dus voortdurend met commentaar: ken je je voeten effe van de vloer doen zodat ik kan stofzuigen? Moet dat nou, met je schoenen op de bank? Kan jij de boodschappen doen?". Hij gooide de borrel weer naar binnen en spoelde hem weg met een slok bier.

"Daar kan ik natuurlijk niet aan beginnen. Twee van die kratjes hakken er nogal in. En dat met mijn rug. Dus om van het gezeur af te zijn en een beetje rust aan mij kop te hebben zit ik in de kroeg". Het was kennelijk tijd voor nog een kopstoot, hij bestelde er namelijk weer twee. Ik had de eerste nog niet op.

"Dat is wel een dure hobby. Dus pak ik af en toe een klein klussie an. Gewoon om hier de rekening te kunnen blijven betalen. Rijk wordt ik er niet van,. Ik werk kostendekkend zogezegd". Hij onderbrak zijn betoog om de twee halve glazen bier weg te werken en deze af te blussen met de derde borrel. Toen keek hij mij indringend aan.

"Dat is toch wel een stukkie waard dacht ik zo. Denk er maar eens over na. Ik lees het binnenkort wel. Nu moet ik naar Oost. Iemand wilde nog een leuk kapelletje op zijn dak. Dat is toch weer minstens een week de rekening hier."

Hij wees op de twee borrels die ik nog had staan. "Blief je die niet?" Ik gaf aan dat het mij wat te hard ging. Hij gooide ze achterelkaar naar binnen en spoelde ze weg met zijn laatste glas bier. Ik meende hem te horen mompelen "Watje", maar het kan zijn dat ik het verkeerd verstaan heb.

Terwijl hij opstond zei hij "Oh, noem me in het stukkie maar Jan, een beetje anonimiteit kan geen kwaad hè". Ik antwoordde nog "het is goed Jeroen" Maar hij was al weg.

Ik verzoek U dus om waar ik het over Jeroen heb Jan te lezen. Gewoon voor de anonimiteit.

© Frans54. Zoals te doen gebruikelijk is het geheel weer aan mijn grote duim ontsproten en is iedere overeenkomst met werkelijk bestaande personen of situaties dus geheel toevallig.

Geen opmerkingen: