dinsdag, oktober 16, 2007

Kronkelig -4-

Hieronder mijn tweede inzending voor de Kronkelschrijfwedstrijd. Ook deze is ten opzichte van het ingezonden verhaal op enkele punten achteraf nog wat bijgeschaafd.

Kunst

Ik nam mijn vaste plekje in aan de stamtafel. Ja, ik heb een vast plekje aan een stamtafel, in een echt kunstenaarscafé nog wel. Niet dat er alleen kunstenaars komen natuurlijk. Er komt ook wel gewoon publiek. Soms lachen die ons zelfs uit. Een soort extra erkenning: we zijn miskende kunstenaars. Hoewel sommigen misschien terecht miskend zijn.

Ikzelf, ik schrijf niet onverdienstelijk verhaaltjes. Er zijn zelfs mensen die ze graag lezen en ik wordt er ook nog voor betaald. Ik mag me dus een schrijver noemen.

Maar neem nu een Adri. Die jongen schildert geen onaardige stillevens. Om je echter een kunstenaar te noemen mag je na vijftig fruitschalen toch wel eens wat anders verzinnen nietwaar? Ooit presteerde hij het zelfs om drie keer dezelfde fruitschaal te schilderen in verschillende stadia van verval. Toen we er commentaar op hadden op het moment dat ze klaar waren en hij het werk in het café liet zien zei hij “een mens moet toch wat, fruit is duur en mijn beurs krap momenteel”. Je zou toch denken dat hij na vijftig van die dingen wel zonder voorbeeld kan. Híj noemde het een drieluik en gaf het de titel “Vergankelijkheid” mee. Later heeft de een of ander er nog vijftienhonderd euro voor betaald. Die moest waarschijnlijk een afschrijfpost voor de belasting hebben.

En dan is er Joost. Een verdienstelijk klaverjasser, maar na zijn vierde borrel begint hij raar te praten. Volgens hem zijn dat moderne gedichten en heet dat declameren. Ik vind het niet zo vreemd dat hij miskend is. Adri denkt er net zo over. Omdat we anders een vierde man voor het klaverjassen missen laten we hem maar begaan. Soms helpt het als we er nóg een paar borrels ingooien. Dan lopen we echter wel het risico dat hij emotioneel wordt. Meestal laten we het dus aan Jochum over om met hem te discussiëren over zijn “moderne gedichten”. Dat voorkomt in ieder geval dat hij er nog meer declameert en houdt de gang een beetje in het spel.

Jochum is de filosoof. Nu beschouwen de meesten filosofie misschien niet als kunst. Toch geef ik je het te doen. Zo moeilijk praten over zulke simpele dingen. Zo heeft hij eens een hele week doorgeredeneerd over de vraag of hij wel hij zou zijn geweest als zijn ouders op een andere dag of zelfs een ander tijdstip met elkaar naar bed waren gegaan. Daaruit volgden dan weer vragen als “maar als ze nu met iemand anders getrouwd waren, of helemaal niet getrouwd, waar zou ik dan zijn geweest”. Het antwoord leek mij simpel: nergens. Dat was voor Jochum te kort door de bocht. Het was een vermoeiend weekje, maar we hebben wel gelachen.

Af en toe komen er ook andere kunstenaars naar het café, de uitbater van het etablissement schermt met trots nogal vaak met de term “Kunstenaarscafé”. Die hebben echter geen plek aan de stamtafel. Wij wel, wij zijn de huiskunstenaars om het zo maar eens te zeggen, de kunstenaars waar het café zijn faam aan te danken heeft: omdat we er altijd zijn.

Op sommige avonden, als er vaak een pit is gespeeld of iemand nat is gegaan, zit de kunst overigens vooral in het weer thuis komen zonder onderweg al te vaak het gemeentelijk struweel in te fietsen.


(Als iemand denkt werkelijk bestaande personen of gebeurtenissen in het bovenstaande te herkennen heeft hij/zij nog meer fantasie dan ik, het verhaal is weer geheel aan mijn duim ontsproten. © Frans54)

Geen opmerkingen: