zondag, december 23, 2007

Vluchteling. (een kerstverhaal)

De mevrouw die een beetje raar praatte knielde bij haar neer en veegde een traan weg met een doekje. “Nu moet ik eerst met je moeder praten en daarna kunnen jullie gaan eten”

Het was in de zomer begonnen. Terwijl ze op school waren was er ineens allemaal vuurwerk geweest in het dorp. Er werd geschoten met geweren alsof er een feest was. Van de meester mochten ze er niet naar kijken. Ze moesten op de grond gaan zitten en stil zijn. Toen het vuurwerk was afgelopen waren een paar mannen de klas ingekomen met grote geweren. Ze hadden de meester geslagen en de platen van de muur gerukt. Daarna hadden ze de kinderen naar huis gejaagd.

De mannen waren in het dorp gebleven. Ze woonden in het dorpshuis. Dat hadden ze helemaal kapot gemaakt. De dorpsoudste was er niet meer. De vreemde mannen zeiden dat hij heulde met de christenhonden van Amerika. Dat hij daarom zelf ook een hond was en dat ze wel wisten wat ze met zulke honden moesten doen. Ze hadden hun grote auto’s op het plein gezet. Sommige waren raar gevlekt, andere waren gewoon busjes zoals je die overal zag.

Ze hadden ook wat buizen op wielen. Dat waren vuurwerkmachines. Sommige dagen stopten ze er grote bussen in en als ze dan aan een touwtje trokken kwam er een grote boem. Het was geen mooi vuurwerk. Het spatte niet in kleurtjes in de lucht uit elkaar maar maakte alleen heel ver weg een nog grotere boem met een heleboel vieze zwarte rook. Op een dag was het bushuisje bij de grote weg door het dal ineens helemaal verdwenen na zo’n boem. Dat was wel een half uur lopen. De mannen hadden gejuicht en een die altijd liep te schreeuwen had ze allemaal op de schouder geklopt . ‘s Avonds hadden de mannen feest gevierd.

Die nacht was er ruzie geweest. Mama was weer huilend thuisgekomen met haar kleren kapot en de mannen van het dorp hadden met de vreemde mannen gevochten. De volgende dag moesten alle jongens en mannen uit het dorp bij elkaar komen. Ze werden op twee van de grote wagens gezet en reden weg. Ze waren niet meer teruggekomen. Daarna moesten alle mevrouwen van het dorp ineens een grotere sjaal om hun hoofd doen en steeds als ze een van de vreemde mannen tegenkwamen het hoofd buigen en een zinnetje over Allah zeggen. Wie dat niet deed kreeg slaag of werd door ze meegenomen en kwam later huilend terug. Na een week droegen alle vrouwen van het dorp een grote sjaal en mompelden het verplichte zinnetje zodra ze zo’n “Taliban” zagen.

De vrouwen moesten ook voor de mannen zorgen. Eten koken en hun kleren wassen en maken. Op een dag moesten ze helpen om allemaal zware schijven te begraven. Eerst onder de weg naar het dorp. Later ook in de velden aan de kant van het dal. “Mijnen” zei mama. Eén keer had er één heel hard boem gedaan. De vrouw van de dorpoudste en haar dochtertje hadden heel erg gebloed. Isa lag daarna heel lang in het huis van de dokter die als enige man had mogen blijven. Ze had nu nog maar één been. Haar moeder was nooit meer terug gekomen. Mama zei dat ze dood was. Wat dood was wist ze niet, maar het was vast erg want iedereen huilde.

Een tijdje terug was alles ineens veranderd. Eerst was er een vliegtuig geweest. Dat was een paar keer heel hard over het dorp gevlogen terwijl er weer allemaal vuurwerk was en de mannen met hun geweren schoten. Een paar auto’s op het plein waren in brand gevlogen en het dorpshuis was helemaal afgebrand. Daarna waren de mannen heel druk bezig geweest. Ze hadden kuilen gegraven. Overal prikkeldraad neergezet. In de huizen aan de rand van het dorp hadden ze gaten gemaakt. De vuurwerkmachines werden ook naar de rand van het dorp gebracht. Midden in de nacht was er ineens weer vuurwerk geweest en één van de huisjes was helemaal uit elkaar gespat.

Die nacht waren ze samen met alle buurvrouwen en kinderen de bergen in gevlucht. Daarna was er elke dag vuurwerk geweest. Steeds meer en steeds dichterbij. Gistermiddag was het heel erg geweest en had Leilah gezien dat de wagens met de mannen wegreden uit het dorp. Alleen twee auto’s die verbrand waren bleven op het plein staan. Vanmorgen was mama samen met nog wat oudere vrouwen gaan kijken in het dorp. Nu waren ze nog niet terug en er waren weer mannen met grote auto’s en geweren in het dorp.

Ze keek weer voorzichtig om het hoekje van de grot. Holde toen dieper de grot in en riep “Ze komen, ze komen”. Leilah, die de oudste en dus de baas was nu de andere vrouwen weg waren, ging kijken en kwam geschrokken terug. Ze liet hen de dekens en andere spulletjes bij elkaar pakken en dieper de grot in gaan. Ze kwamen er inderdaad aan. Soldaten. En ze hadden de vrouwen bij zich. Die hadden ze vast weer geslagen om te weten te komen waar de anderen waren zei Leilah.

Ze kropen doodstil zo diep mogelijk in de grot weg. Toen klonk de stem van haar moeder bij de ingang. Ze riep dat dit goede soldaten waren. Dat ze de Taliban hadden weggejaagd en hen zouden helpen. Voorzichtig kropen een paar vrouwen wat naar voren. Toen haar moeder riep dat er koffie en broodjes voor iedereen waren werden sommigen wat brutaler. Pas toen die riepen dat er inderdaad koffie en brood was kwamen ook de anderen naar voren.

De soldaten zagen er raar uit met allemaal gelijke kleren en helmen in plaats van de petten, mutsen en tulbanden van de Taliban. Maar ze waren wel aardig. Een mevrouw die hun taal een beetje raar sprak vroeg iedereen hoe ze heette, schreef de namen op een lijst, keek vaak op een andere lijst en gaf soms iemand een klopje op de schouder en anderen een hand. Het was allemaal zo vreemd en toen mama aan de beurt was moest ze ineens huilen. De mevrouw bukte zich en vertelde van de Kerstmis. Van snoep en cadeautjes. Dat er mensen kwamen zingen. En dat er een versierde boom zou zijn. Daarna veegde de mevrouw haar tranen weg. Ze wist niet wat de Kerstmis was en keek naar mama. Die praatte nu met de mevrouw. Ze moest ook haar naam zeggen net als de andere vrouwen en daarna keek de mevrouw samen met een soldaat op een lijst. Daarna gaf ze mama een hand en vertelde nog iets.

Mama huilde en lachte tegelijk. “Morgen gaan we met de bus naar het kamp waar papa is” zei ze. Tilde haar toen op en begon te dansen. Zouden daar dan die mensen komen zingen? Zouden daar die zakjes snoep en cadeautjes voor alle kinderen zijn? En een versierde boom? En dat ze dan, bij papa op schoot, de cadeautjes uit kon pakken? Belangrijke vragen voor een vierjarig meisje.

Maar tegen haar moeder zei ze: “als we morgen weer bij papa zijn dan hoef ik geen cadeautje van de Kerstmis hoor”


© Frans54. Iedere overeenkomst met werkelijk bestaande personen en voorvallen berust louter op toeval.

Geen opmerkingen: