woensdag, december 22, 2010

Herrie met de buren.

Het is nog steeds een gezellige boel in mijn tuin met al die vogeltjes die ik een paar logjes terug al opsomde.

Hoewel? Gezellig? Sommige vogels zijn helemaal niet zo gezellig en van de kerstgedachte lijken een aantal soorten al helemaal geen weet te hebben.

Het liefst tegen elkaar zijn nog de mussen, vinken en groenlingen: die lopen in een groepje gezellig te snoepen van het op de grond gestrooide voer.

Iets minder wordt het al bij de mezen. Zowel de kool- als de pimpelmezen vertonen zich weliswaar in groepjes, maar ze halen om de buurt een stukje pinda, zonnebloemkern en dergelijke en houden elkaar nauwlettend in de gaten en hoewel die niet groot is wordt wel strikt een zekere afstand van elkaar bewaart.

De spreeuwen zitten dan weer juist op elkaars lip, maar om nu te zeggen dat ze verdraagzaam zijn ten opzichte van elkaar voert toch echt iets te ver. Er wordt voortdurend tegen elkaar gekrijst, woest met vleugels gewapperd en geregeld een scherpe snavel naar de buurman uitgestoken.

Merels lijken het woord verdraagzaamheid geheel uit hun vocabulaire geschrapt te hebben: vooral de mannen, maar in iets mindere mate ook de vrouwen, zijn zeer op hun eigen ruimte gesteld. Als er een bij het voer zit en er komt een tweede aanhippen of vliegen wordt dan ook steevast een van beiden met veel spektakel en luid tsjek-tsjek-tsjek geroep weggejaagd. Toch zitten er geregeld flinke aantallen merels in mijn tuin. Maar die zitten dan keurig over de tuin verdeeld. Bijvoorbeeld drie op de rand van het platte dak. En nooit meer dan drie: kennelijk is de vier a vijf meter afstand die ze dan kunnen houden het minimum dat nog verdraagbaar is.

Het minst op familie en buren gesteld is echter wel het roodborstje. Daar heb ik er nog nooit twee van in de tuin gezien. Terwijl er in de buurt toch genoeg te vinden zijn. Maar ieder daarvan heeft zijn eigen territorium en verdedigd dit heftig tegen de buren die het dan ook wel uit hun hoofd laten de grens te overschrijden.

Nee, vrede op aarde is in het vogelrijk vaak nog ver te zoeken. Het is me in eerdere jaren wel opgevallen dat naarmate de winter langer duurt de onverdraagzaamheid afneemt. Vermoedelijk een kwestie van afwegen van de voor- en nadelen: hoeveel energie kost het me om die ander te verjagen tegenover hoeveel levert het me meer op als ik hier alleen mijn gang kan gaan. Waarbij die balans als door de aanhoudende winter het natuurlijk voedselaanbod steeds beperkter wordt en de vogels steeds meer aangewezen raken op het beperkte aantal plekken waar mensen voer neer leggen steeds meer overhelt naar "ik maak me maar even niet druk want daar krijg ik maar honger van".

Geen opmerkingen: