maandag, april 04, 2005

Nee hier word je beter van -8-

(Over ziek zijn en al wat daar, eventueel vaag, mee samenhangt)

Overlevingsstrategie.

Dat is het gebruik van humor dat ik, en als ik de reacties zo zie niet als enige, toepas.
Maar de frustratie, woede, angst of het opgelaten gevoel blijft. En af en toe komt dat toch weer naar boven. Bijvoorbeeld als je er een aantal columns aan gaat wijden en er dus wat meer over na moet denken.

Vervolg:

Maar ook als je een keer de auto bij de bakker voor de deur zet, uitstapt, 5 minuten op adem moet komen, naar binnen loopt en dan van die 10 meter weer 5 minuten naar adem staat te happen terwijl het personeel staat te kijken “wat moet die vent”. Nou gewoon een grof volkoren en twee croissants, maar dat wil er even niet uitkomen.
Als je eenmaal op adem bent gekomen beginnen met “luchtfilter is geloof ik een beetje verstopt” klinkt dan wel leuk, maar je voelt je toch behoorlijk opgelaten.

Gelukkig woon ik niet in een heel grote stad dus bij de meeste van mijn vaste winkels wist men het op den duur wel en liet me eerst rustig bijkomen. Bij mijn vaste supermarkt liep regelmatig zelfs iemand van het personeel mee om het wagentje te duwen en kreeg ik later, toen ik geen auto meer kon rijden, een kop koffie terwijl ik op de taxi wachtte. Maar als 40 jarige blij moeten zijn met iemand die je wagentje duwt, daar wordt je niet echt vrolijk van.
Desondanks roep je als er weer eens iemand verbaasd staat te kijken: “Martin Gauss kan nog wat van míj leren” en laat ze in verbijstering achter.

Het is allemaal een manier om de ziekte wat naar de achtergrond te verdringen zodat deze niet je hele leven gaat beheersen, en het mag dan helpen om je beter te voelen: echt beter wordt je er uiteindelijk niet van. En je moet er af en toe zelfs mee uitkijken: als je de humor te ver drijft krijgen nog meer mensen het idee dat het allemaal wel meevalt, en dat is toch ook weer niet de bedoeling.

Het denken over je ziekte naar de achtergrond verdringen is overigens iets anders dan je ziekte negeren. Je moet je natuurlijk wel bewust blijven van wat je mankeert en rekening houden met wat je wel en wat je niet meer aan kunt.

En als je dan, zoals ik, op een gegeven moment de trap echt niet meer op kunt komen terwijl dat een maand eerder nog wel lukte, mag je best eens gefrustreerd raken en dat ook laten blijken.
Dat ik als reden waarom ik in de logeerkamer beneden sliep opgaf dat ik gewoon lui ben en geen zin meer had de trap en de bovenverdieping te onderhouden, is dan alleen maar een manier om er afstand van te nemen omdat je anders niet in het ziekenhuis maar in en heel andere inrichting zou belanden.

Dat ook een transplantatie je niet het eeuwige leven geeft, dat het hoge medicijngebruik de kans dat je geschikt bent voor hertransplantatie als de longen langzaam weer achteruitgaan verminderd, dat ik niet bij degenen hoor die na de transplantatie weer (deels) kunnen gaan werken en dat ik niet weer motor (of al was het maar auto) kan rijden: het zijn allemaal dingen die ik zoveel mogelijk onder de humor probeer te begraven.

En als deze overlevingstrategie er dan voor zorgt dat ik me over het algemeen prettig voel, geestelijk op de been blijf, en de mensen om me heen ook niet de kop gek zeur, dan denk ik dat het niet zo’n verkeerde strategie is.

Tot de volgende keer, ik ga ondertussen verder met mijn poging fluitend 100 te worden.

Naar aflevering -9-

Geen opmerkingen: