woensdag, april 06, 2005

Nee, hier word je beter van -9-

(Over ziek zijn en al wat daar, eventueel vaag, mee samenhangt)

On(der)bewust.

Na de transplantatie ben ik eerst nog een paar dagen in een kunstmatig coma gehouden. Af en toe liet men mij een beetje bijkomen. Ik heb daar geen bewuste herinneringen aan, maar op die momenten heb ik schijnbaar toch wat flarden opgevangen.
En dan blijk het onderbewustzijn vreemde streken te hebben. Tot op de dag van vandaag is mijn herinnering aan die tijd dat ik in een hoek bij een koffieapparaat heb gestaan. Daar kwamen allerlei mensen langs. En soms werd dat te druk en vond men dat ik weg moest.

Vervolg:
Hoewel ik redenerend nu wel weet dat dit van geen kanten klopt blijft die herinnering opduiken als ik er aan terug denk. Mijn onderbewustzijn heeft dus geprobeerd van die losse flarden een logische herinnering te construeren.
Er is op de intensive care vast geregeld gevraagd of de verpleging of het bezoek koffie wilde, of verteld waar de automaat stond. En er kwam familie, de verschillende ploegen van de verpleging, de verschillende doktoren. Er zal vast wel eens gezegd zijn dat mensen weg moesten omdat het te druk werd. En nadat ik een tijdje een beetje bij was wilde men mij weer “weg”maken. Ik ken de logische verklaring, maar mijn onderbewustzijn wil die “herinnering” niet laten varen.

Ik had me voorgenomen dat ik als ik bij was de eerste keer dat ze vroegen of ik ergens pijn had zou zeggen “alleen als ik lach”. Toen ik eenmaal bij was bleek ik me die gedachte zo ingeprent te hebben dat dat inderdaad het eerste was wat ik dacht.
Inderdaad: dacht. Want waar ik even niet bij stil gestaan had was dat je na de transplantatie eerst een tijd aan de beademing ligt en dus niet kúnt praten. Maar goed ik was bij en kon de verpleger duidelijk maken dat een kaartje dat voor me gekomen was aan de linkerkant van de stellage gehangen moest worden omdat ik niet naar rechts kon kijken door de vele slangen en draden.

Een andere dag liet men me nog iets verder bijkomen en kom ik met gebaren zelfs vragen over mijn hobby’s en wat ik wilde gaan doen beantwoorden.
Motorrijden uitbeelden lukte nog wel, maar hoe beeld je een BMW of een Harley uit? Na veel gebaar kreeg ik een pen en papier en wist boven mijn hoofd de letters op te kalken. De pen haperde zo ondersteboven een paar keer, maar het bleek duidelijk genoeg.
En dat was dan blijkbaar weer het teken dat ik genoeg bij was om van de beademing af te kunnen.

Maar nog steeds kreeg ik zoveel verdoving (je bent tenslotte bijna doormidden gezaagd) dat die dagen wat in een waas aan me voorbijgingen. De meeste gebeurtenissen van die dagen weet ik dan ook uit de agenda-aantekeningen van mijn moeder.
Toch vreemd dat je kunt praten, bewegen e.d. en toch een hele week kwijt kunt zijn.
In die roes schijn ik ook wat “vreemde” opmerkingen gemaakt te hebben. Zoals tegen mijn vader, waarmee ik al jaren nauwelijks contact had. Toen die bij mijn bed stond schijn ik gezegd te hebben “wat doe jij hier, ik ben nog niet dood”.
Normaal zou ik zoiets nooit zeggen, maar kennelijk zat dit ergens in mijn onderbewustzijn.
Het heeft overigens wel wat geholpen: het contact met mijn vader is nog steeds matig, maar hij komt nu af en toe eens langs en we bellen ongeveer 1 keer per maand.

Na een week mocht ik naar de afdeling, maar over wat daar goed of fout ging een volgende keer.

Naar aflevering -10-

Geen opmerkingen: