Hij pakte de vellen papier uit de printer. Zuchtte toen: weer niet goed, nog maar een keer schuiven met de marges, uiteindelijk zou het toch wel een keer goed gaan.
Hij dacht terug aan hoe het vroeger thuis ging. Weken van te voren kerstkaarten inkopen. Voor de meeste mensen een speciaal voor hen uitgezochte kaart, voor wat mensen die ze minder goed kenden een paar van die doosjes met kaarten. Soms wel honderd kaarten. Dan met zijn allen avonden lang rond de tafel om de kaarten te schrijven. Iedereen moest zijn naam in elke kaart zetten en met 6 kinderen ging daar nogal wat tijd in zitten.
Nu was hij alleen, maar hij verstuurde nog steeds ieder jaar stapels kerstkaarten. Alleen ging het tegenwoordig een stuk makkelijker: niet langer winkel in, winkel uit op zoek naar net die ene kaart. Gewoon een mooie foto bewerken op de computer en dan afdrukken. Als alles goed ging was hij in een paar uur klaar met het hele gedoe. Áls alles goed ging.
Zijn moeder vond het nog steeds maar niets dat hij niet de moeite nam om voor zoveel mogelijk mensen een persoonlijke kaart te zoeken, maar ze had het uiteindelijk wel geaccepteerd omdat zo’n zelf ontworpen kaart toch ook iets persoonlijks had.
Hij drukte op “print” en de computer begon weer een vel papier uit te spugen. Hij pakte het eerste vel en glimlachte. Dit zag er beter uit. Hij ging even een kop koffie inschenken terwijl de printer de rest van de vellen afdrukte.
Toen hij terugkwam slaakte hij een diepe zucht, pakte de vellen papier uit de printer en gooide ze bij het oud papier.
Hij hoorde weer de woorden van zijn moeder: “Kerstkaarten schrijf je, daarop plak je geen etiketten”. Met een laatste zucht pakte hij een pen.
Dit verhaal van 300 woorden werd geschreven naar aanleiding van een schrijfopdracht bij Plato. Dit tweede verhaal voldoet wel aan de later nog wat bijgeschaafde regels die je hier kunt vinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten