dinsdag, maart 15, 2005

NEE HIER WORDT JE BETER VAN -3-

(Over ziek zijn en al wat daar, eventueel vaag, mee samenhangt)

Ziekenhuisverhalen

Lachen is gezond, dus deze keer een iets minder serieus onderwerp, die wisseling is voor mijn geestelijk welzijn ook beter.

Ik schijn redelijk shockproof te zijn en zoals ik in deel 1 al meldde heb ik altijd humor gebruikt om tegen de stroom van negatieve berichten in te roeien.
Mij beviel dat prima, maar een deel van de artsen en het verplegend personeel had er soms duidelijk moeite mee.

Vervolg:

Ik moest dus, voor het eerst sinds ik op 14 jarige leeftijd geprobeerd had met de fiets een linkafslaande auto van de weg te koppen (de fiets en de auto bleken minder stevig dan mijn kop), naar een specialist in het ziekenhuis. Het gesprek dat een maand later plaatsvond over de uitslagen nam een voor de longarts geheel onverwachte wending nadat hij mij zoveel mogelijk verteld had over mijn ziekte en dit betoog besloot met de mededeling “U moet er dus van uit gaan dat U niet oud zult worden”
Je had zijn gezicht moeten zien toen ik reageerde met “dat scheelt dan alvast weer”. Op zijn verzoek heb ik hem uitgelegd dat oud worden nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak was.
Vervolgens vertelde hij dat hij eventueel, als ik daar behoefte aan had, een afspraak met maatschappelijk werk kon regelen. Aan zijn gezicht te zien was hij daar op dat moment harder aan toe dan ik.

Hij heeft uiteindelijk geaccepteerd dat dit mijn manier was om er mee om te kunnen gaan, maar ik geloof niet dat hij het ooit echt begrepen heeft.

Toen ik een klein half jaar voor de transplantatie in het ziekenhuis belandde omdat het echt helemaal mis dreigde te gaan kreeg ik door ziekte van deze longarts te maken met een andere.
Deze had het binnen een week door en speelde het spelletje daarna gewoon mee, zolang dat medisch verantwoord was. Toen ik een keer toen hij langskwam naar Roadrunner lag te kijken vroeg hij of het leuk was. Mijn reactie “ik lach me dood” beantwoordde hij prompt met “liever niet, op die papierwinkel zit ik op vrijdagmiddag niet te wachten”.

Het verplegend personeel had ook heel wat met me te stellen. Ik had tegen die tijd zo weinig lucht dat alleen al om uit bed te komen de zuurstof omhoog gedraaid moest worden. Ze moesten me dan ook werkelijk bij alles helpen wat regelmatig de vraag opleverde “gaat het Frans” (meneer of gebruik van mijn achternaam had ik ze heel rap afgeleerd, ik krijg dan altijd de neiging achterom te kijken of mijn vader daar staat).
Mijn gebruikelijk antwoord op die vraag was “alleen bergaf” wat in het begin bezorgde uitroepen opleverde in de trant van “zo moet je niet denken:” Nadat ze doorhadden dat ik niet in een diepe depressie aan het raken was hebben we heel wat afgelachen.
Vooral ’s nachts: doordat ik vrijwel volledig bedlegerig was sliep ik erg onregelmatig zodat ik me vaak naar het dagverblijf liet rijden om vandaar uit de nachtploeg het leven zuur te maken.

Toen ik een maand in het ziekenhuis lag kwamen er longen beschikbaar, maar ik had op dat moment koorts dus kans verkeken. Dat was even slikken maar al gauw was ik weer in mijn “normale” doen. Het gebeurd vrij vaak dat iemand wordt opgeroepen maar dat de donororganen op het laatste moment toch niet geschikt blijken voor transplantatie. De kans dat dit twee keer gebeurd is al aanmerkelijk kleiner, dus volgens mij had dit de kans dat het de volgende keer in een keer goed zou gaan aanmerkelijk vergroot.

Twee maanden later kreeg ik een zeer zware benauwdheidaanval. Hoewel ik zelf bleef vol houden dat het goed zou komen hebben ze toch de familie maar uit Den Haag laten komen.
Logisch: als ze de longarts van zijn vakantieadres in Drente terugroepen en die is er in minder dan een half uur is er natuurlijk toch wel iets goed mis. Ik heb echter principieel geweigerd dit te erkennen en het ze later goed ingepeperd: Ik had het toch gezegd.
Ik heb zelfs gedreigd dat ik de “onnodige” reiskosten van mijn ouders op ze zou verhalen. Ik heb daar uiteindelijk maar vanaf gezien omdat zij daarop reageerden met het dreigement dat ik dan voortaan een kwartje moest betalen elke keer als ik op de bel drukte.

Zoals jullie zien ben ik “op de been” gebleven tot de transplantatie, zodat ik jullie nu kan verblijden/vervelen met mijn verhalen.

Blijf zoveel lachen als je aankunt (ik ben denk ik een beetje extreem, dat zal niet iedereen kunnen en dat hoeft ook niet) en wees niet bang daarmee doktoren e.d. te shockeren: ze kunnen wel tegen een stootje.

Naar aflevering -4-

Geen opmerkingen: